Bekijk deze meditatieve en inspirerende video van onze predikant ds. Jurjen Zeilstra.


klik op het tekentje rechtsonder voor groot beeld.

Dankbaarheid om twintig jaar Regenboogkerk, 2001 – 2021
Er is destijds bij de voorbereiding van de eerste dienst in de Regenboogkerk, op 25 februari 2001, een kleine discussie in het moderamen van de kerkenraad geweest over de vraag of we de nieuwe kerk nu in gebruik gingen nemen, of inwijden. Als protestanten die zich liturgisch bewust voelden, kwamen we uit bij iets ertussenin. Bij vijf plaatsen in het liturgisch centrum, de Paaskaars, de tafel, de doopvont, de bijbel en de preekstoel, is toen op verschillende momenten in de liturgie een gedicht van Ida Gerhardt uitgesproken. Het was een goede keus. De woorden van Gerhardt voelden veilig en eenvoudig, maar ook inspirerend en bemoedigend. Er mocht na al het zwoegen om de Regenboogkerk te bouwen op deze plaats een geheim van ontvangen worden aangewezen. De gedichten van Gerhardt brengen het dagelijks leven en natuur aan de ene kant, de mystiek en liturgie aan de andere kant heel dicht bij elkaar, sterker nog, beide perspectieven worden op elkaar gelegd en geven elkaar betekenis. En zo is het al die twintig jaar gebleven.

Ik was toen en ben nog altijd erg onder de indruk van het gedicht ‘Dankzegging’. Daarin gaat het over inzet, trouw en beschikbaarheid, maar evenzeer over de dankbaarheid en het besef dat al onze ijver tenslotte pas betekenis ontvangt in Gods genade. Wat hebben wij afgelopen twintig jaar ontzettend veel ontvangen, van God en in Gods naam van elkaar. Ik wil niet bang zijn voor de toekomst, maar zie in dankbaarheid om. De zegen aan deze plaats verbonden is niet van deze plaats afhankelijk, noch van onze inspanningen.

Jurjen Zeilstra

Dankzegging (Ida Gerhardt)

Ik houd het linnen blank. Maar als ik in de laden
de geurige stapels strakker in hun vouwen schik,
treedt Gij soms achter mij. De glans van Uw genade
glijdt over werk en hand, en zoekt het wachtend ik.

Een reuk van eeuwigheid is vleugend om die uren,
dat werkeloos geleund tegen de donkere kast,
gereinigd door de rust van dit verzonken turen,
ik tot de stilte ontwaak en naar Uw gaven tast.

Het valt mij soms zo zwaar, ’t werk in zijn stugge ronden.
Maar het voldragen vers zegt voor die strengheid dank,
zo vaak Uw trouw mijn huis, mijn arbeid heeft gevonden.
Gij weet mij bij mijn werk: ik houd het linnen blank.